Wyns 14
(Uit de Wynser Krant d.d. juni 2011)
De geschiedenis van deWijnsermolen begint in 1871
toen 43 eigenaren en vruchtgebruikers van de percelen grond onder Wyns
en
Oenkerk bijeen kwamen om hun grond (totaal 475 ha.) in te polderen. Het
overtollige water moest via een nieuw te bouwen molen, “groot 19,5 el
vlugt”
afgemalen worden. Tevens moest een molenaarswoning worden gebouwd. Het
werk
werd aanbesteed in maart 1871, in de voormalige herberg Wyns nr. 42,
waar nu de familie
Giesing woont. Volgens de huidige molenaar, Jippe Braaksma, zou het
heel goed
kunnen dat de molen gebouwd is door Jelle Hendriks Gros, molenmaker te
Wyns,
maar helemaal zeker is dit niet. In ieder geval was de molen op 12
oktober
datzelfde jaar gereed om te malen, want dat was de ingangsdatum van het
1e
officiële contract met maalinstructies voor de molenaar.
De oorspronkelijke houten bovenas werd al vrij snel vervangen door een gietijzeren as die nog steeds in de molen zit. Deze as dateert uit 1889 en is gegoten in Den Haag in de gieterij “De Prins van Oranje”.
De eigenaren van de Wijnserpolder werden met maalgeld belast en jaarlijks werd in één van de herbergen te Wyns een algemene vergadering van ingelanden gehouden. In 1926 werd de Wijnserpolder officieel “Waterschap de Wijnzerpolder” met de volgende werken in beheer:
- de dijken dienende tot waterkering
- de molen met bijbehorende molenaarswoning en uitwatering
- de tochtsloten, pompen, duikers, dammen en andere kleinere werken
De huidige molenaarswoning dateert waar-schijnlijk uit 1924. Daarvoor stond er ook een molenaarswoning bij de molen, want volgens het arbeidscontract uit 1871 had de molenaar recht op het vrije gebruik van de woning met de daarbij gevoegde grond.
Het “Waterschap de Wijnzerpolder” heeft officieel tot 1 januari 1970 bestaan, waarna het opging in het overkoepelende waterschap “De Wâlden”. De molen was uiteraard het grootste bouwwerk dat het waterschap de Wijnzerpolder beheerde. Het betreft een achtkante bovenkruier zonder omloop op een gemetselde voet met een vlucht van 19.5 meter.

De molen was in het begin van de 20e eeuw een zelfzwichter (zie foto). De wieken zijn hierbij voorzien van kantelbare kleppen die automatisch hun stand aanpassen aan de kracht van de wind. Het zelfzwichtingsysteem werd al in 1772 in Engeland uitgevonden maar pas in 1891 werd dit systeem voor het eerst in Nederland toegepast. De molen moet dus in zijn jonge jaren een ander type wieken gehad hebben. Eind jaren 20 laaide de discussie op om de polder elektrisch te gaan bemalen omdat de molen groot onderhoud nodig had en dringend aan modernisatie toe was. Uiteindelijk bleken de kosten voor elektrisch bemalen te hoog en werd besloten de molen op te knappen In 1932 besloot het bestuur tot een grote opknapbeurt, uitgevoerd door Arnold Ernst uit Birdaard, onder supervisie van molenbouwer en waterbouwkundige A.J. Dekker. Dekker was een in Leiden woonachtige ingenieur die uit de vliegtuigbouw geleerd had dat luchtwervelingen achter de wieken vermeden moesten worden, omdat zij de prestaties van de molen zeer nadelig beïnvloeden. De oude vierkante en hoekige roedenbalken waren aerodynamisch zeer ongunstig en Dekker ontwierp een meer aerodynamische wiekvorm waarop hij patent kreeg. Bij het Dekkersysteem werd de roede tot de voorste middenzoom geheel omgeven met een metalen omklerding, die min of meer een vleugelprofiel heeft. Hierbij is de achterkant bol en verloopt de voorkant: bij het uiteinde van de wiek hol, in het midden vlak en bij de as bol (zie tekening).

Dit vleugelsysteem gaf een veel groter rendement bij dezelfde windkracht. De molen van Wyns was pas de derde molen in Friesland die “verdekkerd” werd. Ook de houten vijzel werd tijdens de opknapbeurt vervangen door een stalen exemplaar en onder de bovenkant van de schroef kwam een zgn. Dekkerrollager.

Door al deze verbeteringen draaide de molen na de opknapbeurt super-licht, wat Dekker ook verwoordde in zijn uitnodiging aan het bestuur voor een proefmaling op 25 augustus 1932: “De molen ziet er keurig uit en werkt voortreffelijk, reeds bij zeer zwakken wind.” Bij geringe wind was dit natuurlijk een enorme verbetering, maar bijkomend nadeel was dat de molen al snel de neiging had om “op hol te slaan”. Hierdoor stond de Wijnsermolen bekend als een moeilijk handelbare molen waarop een ervaren molenaar moest staan.
In 1957 werd de molen opnieuw gemoderniseerd door molenmaker Tacoma uit Wyns, die op een nieuw gemaakte binnenroede fokwieken aanbracht. Hierbij wordt met een houten voorzoom een spleet op de wieken gemaakt die een soort vacuüm achter de wiek creëert, net zoals een fok op een zeilboot een soort vacuüm achter de mast maakt (zie foto hieronder).
De fokwieken zorgden voor een nog betere benutting van de wind en waren bovendien een stuk goedkoper dan de Dekker-stroomlijnprofielen. In 1961 werd ook de andere roede voorzien van fokwieken, nadat de Dekker-stroomlijnprofielen versleten waren.

Door de dubbelfunctie boer/molenaar waren ze niet altijd tijdens het malen bij de molen continue aanwezig. Daardoor kwam het soms voor dat de molenaar tijdens het malen zich moest haasten om met aanwakkerende wind in buien bij de molen te komen om in te grijpen.
“Jo seagen gjin roede mear, sa hurd draaide hy, it sûzde der oer, mar as de bui oer wie mealde hy wer prachtich moai, sa koene jo sjen hoe sterk as hy wie”, aldus Jan Bergmans in een interview met Actief in 1995.
In 1975 werd een dieselmotor afkomstig uit de poldermolen van Readtsjerk voor de schroef geplaatst. Hiervoor werd de koningsspil en het onderste tandrad in de molen weggenomen, waardoor aan bemaling via windkracht een einde kwam.

Bij inspectie in 2008 bleek dat de uit 1957 daterende binnenroede vervangen moest worden evenals een deel van de vijzel. Deze werkzaamheden zijn in 2010 begonnen en nog steeds niet afgerond. Tijdens de opknapbeurt wordt ook een deel van het ondertafelement (achtkant houten frame waarop de boven-constructie rust) vervangen en wordt de útskoat onderhanden genomen. Zo was er nogal wat last van onderloopsheid (weglekkend water onder de drempel door) waardoor er een nieuwe damwand is geslagen en de drempel van de útskoat is vernieuwd. Verder is het onderste kamrad aan de koningsspil vernieuwd (zie foto) en zijn de fokbladen aan de roeden weer in hun oorspronkelijke groen-witte kleur geschilderd. Ook het hek rondom de molen is vernieuwd Vanwege de ligging in een natuurreservaat en de moeilijke toegankelijkheid duren de werkzaamheden langer dan gedacht, maar afgelopen mei is dan eindelijk de nieuwe binnenroede geplaatst. Jippe Braaksma hoopt dat hij de molen vanaf oktober weer kan bedienen.

Tot slot nog even waarom het oorspronkelijk letterlijk allemaal draaide: het wegmalen van het water uit de polder. Volgens Jippe Braaksma draait de molen op zijn mooist wanneer hij 90 enden (passerende wieken per minuut) maakt. De molen heeft een overbrengingsverhouding van wiekenkruis naar schroef van 1:2,12. Per omwenteling van de schroef wordt er 956 liter water weggemalen, dus per wiekomwenteling 2.026 liter. Bij een snelheid van 22,5 omwentelingen per minuut (90 enden) wordt er dus per uur ruim 2.700 m3 water weggepompt. Ter vergelijking: het stoomgemaal in Lemmer kan 4.000 m3 per minuut wegpompen bij een opvoerhoogte van 1 meter, uiteraard wel onafhankelijk van de wind.
Voor meer informatie over de molen en de voortgang van de restauratie zie de website van de huidige molenaar, Jippe Braaksma: www.wijnsermolen.nl.
